Op
barokke schilderijen en beeldhouwwerk zijn vaak blote kereltjes te
zien, met of zonder vleugels, die draperieën vasthouden of op
bazuinen blazen. Zij vormen echter duidelijk alleen een versierend
element. Soms is zo'n ventje de hoofdpersoon, wanneer hij als
Cupido liefdespijlen afschiet of zoals op dit gevelsteentje van
Boschstraat 95, de verpersoonlijking is van de god Bacchus. De
begeleidende attributen laten aan duidelijkheid niets te wensen
over: een beker en een kan in de hand, gezeten op een wijnvat en
een lauwerkrans om het hoofd. Een duidelijk voorbeeld van: we
nemen er nog een; proost!
Geen wonder dus dat Bachus
een van de favoriete namen en afbeeldingen was bij herbergen en
logementen.
De god Bacchus gold
als de belichaming van de liefde, de levenslust en de
dronkenschap. Hij sprak zeer tot de verbeelding van de mensen en
te zijner ere werden feesten gevierd die evenals de tegenwoordige
wijn- en oogstfeesten hun oorsprong vinden in de raadselachtige
eeuwige vruchtbaarheid der natuur.
|