Vesting in vogelvlucht

een historisch overzicht aan de hand van vestingnaamstenen
 

 

Maastrichtse vestingwerken in 1868, toen vesting Maastricht werd opgeheven.

Een overzicht van toen nog aanwezige vestingwerken:

P96-vesting2.jpg (202052 bytes)

 

   

de naamgeving

De namen van de vestingwerken overziend, zie je dat de keus zich voornamelijk beperkt heeft tot de namen van gewesten, (aangrenzende) gebieden, politieke bondgenoten en aanzienlijke adellijke en militaire personen. 

Met een geografische naamsaanduiding kon je je als naamgever nauwelijks een buil vallen. Het gebruik van persoonsnamen was natuurlijk een stuk delicater. 
In dat geval blijkt de naamkeuze vaak ingegeven te zijn door gevoelens van hoogachting (hielenlikkerij of zelfverheerlijking?) 
of is mede bepaald door de dan heersende politieke machtsverhouding.

Het was zeker niet zo van: kies maar een naam. Wanneer de Franse vestingbouwer De Choisy aan zijn baas Louvois laat 
weten dat hij de aangelegde werken in Maastricht op voorhand van een naam heeft laten voorzien, maar dat "je l'ay ainsi fait dans la pensée que vous l'approuveriez, sinon il est aisé de les ostez, si vous l'ordonnez." Nu was De Choisy niet gek, want hij moet vooraf geweten hebben, dat hij met namen als LE ROY, LA REINE, LE DAUPHIN, ORLEANS EN CONDE op wel zeer veilig terrein was gebleven.

Namen van stadsgouverneurs, vestingcommandanten en fortificatiedirecteuren zullen bij de betrokken personen of hun opvolgers ook wel goed gevallen zijn.

Mochten werken soms een tijdgebonden naamsverandering hebben ondergaan, dan geldt dat slechts voor die werken die geen naamsteen hadden. In andere gevallen was het steeds: eens een naam, altijd die naam. Gevoelens van afkeer en vijandigheid speelden daarbij blijkbaar geen rol.  

 

de Maastrichtse vestingbouw in vogelvlucht  


Een kort chronologisch overzicht van de vestingbouw, waarbij de nadruk ligt op de vestingwerken die van naamstenen voorzien zijn (geweest); wanneer mogelijk met foto's van die vestingnaamstenen die nog overgebleven zijn of anders de afbeeldingen van Jan Brabant, zoals hij ze voor de grote afbraak van 1868 heeft getekend. 

NB. Onduidelijk is wel of Brabant altijd even zorgvuldig is omgesprongen met de juiste spelling van de vestingnaam. Zo heeft hij het bijvoorbeeld over TURENE (Turenne), DE ROY (de Rooy) en ELVA (Aylva). 

De nummering bij de namen verwijst naar de plaats op de schematische overzichtskaartjes. 


De 13e eeuwse walmuur was oorspronkelijk in de verdediging van de stad van primair belang. Een stevige enceinte van imposante muren en poortgebouwen hield de vijand wel buiten.  

 

 

Uitbreiding van de stad resulteerde al binnen honderd jaar in de aanleg van een tweede, grotere  omwalling.

En een enkele keer was een correctie noodzakelijk zoals de aanpassing van de Nieuwstad voor de Helpoort, waarbij o.a. het rondeel Haat en Nijd [59a] tot stand kwam en op de hoek bij de Maas het rondeel de Drie Duyven, nu de Vief Köp genoemd.

 

  

Haat en Nijd dankt zijn naam aan de beginregel van het opschrift dat boven de toegang tot de bovenste kazemat is aangebracht. De gedenksteen is door verwering ernstig beschadigd en zou de volgende tekst bevatten:  
 

HAET   ENDE  NIJD   BEN  ICK   GHENANT  
MYNEN  VIANDEN  BEN  ICK  ONBECANT
ENDE  VOLMACKT  ALS  ME  MACH  SIEN
BI  MEISTER  HERMAN  I D  ZARAZIEN
DOE  MEN  SCREEF  VOERWAER
DUYSENT  VYFHONDERD  EN  SESTIEN  JAER  

haet3.jpg (719992 bytes)

haet4.jpg (739456 bytes)


 
haet ende nijd toegang kazemat

 "Haat en Nijd" was in die tijd een graag gebruikt zinnebeeld en kwam men bv. ook tegen als:

                                In de wereldt leeft nyemandt
   
                             sonder hater of vyandt.

Maar dat het steeds hetzelfde oude liedje was, is nog duidelijker te lezen in:

                                O Haet en Nydt, wat syt gy groot
   
                             de trouste liefde is nu doot  
   
                             Dat yder haeter brack syn bien
                                hoe menigh sou men hincken sien.  

Hoewel de eerste regel op de steen zegt dat het rondeel "Haet ende Nyd" werd genoemd, was dit gegeven blijkbaar niet 
alleen bij de vijanden onbekend. In 1528 werd het als "het nuwe bolwerck" aangeduid, terwijl in 1771 sprake was van "de polvertoren" (kruittoren). Een echte naam had het als onderdeel van de walmuur dus niet. Het is de volksmond die uiteindelijk verantwoordelijk is geweest voor de huidige naamgeving, zoals dat ook bij poort Waerachtig en de Vief Köp is gebeurd.

De vermelde meister Herman in de Zarazien was Herman van Lutteroer, die in de Zarazijn ofwel de Moriaan "op die Moent" (Muntstraat) woonde. Hij was o.a. peymeester van de stad en in die functie verantwoordelijk voor het bijeenbrengen van de benodigde gelden voor aanleg.


Veilig achter de muur ......

Jawel, totdat het belegeringsgeschut kwalitatief zo goed was, dat met een paar welgerichte salvo's die ogenschijnlijke onaantastbaarheid in puin geschoten kon worden.

Al werden als noodzakelijke aanpassing de muren aan de stadskant opgedikt met een aarden wal, de torens onthoofd en volgestort met aarde, het was duidelijk dat er nieuwe wegen ingeslagen moesten worden door de verdediging met 
buitenwerken steeds verder van de muur af te leggen.

De ravelijnen die voor de poorten werden aangelegd, bewezen hun nut tijdens de aanval van Parma in 1579.  
In de jaren daarna werden de vernielde buitenwerken hersteld en uitgebreid. Een spelletje dat iedere keer door de opeenvolgende veroveraars telkens weer werd gespeeld: eerst de zaak in puin schieten om daarna weer op te bouwen en de tijdens de belegering aangetoonde zwakheden te verbeteren..

Pas nadat de stad in 1632 bij de verovering door Frederik Hendrik in Staatse handen was gevallen, werd de buitenverdediging goed aangepakt met een stelsel van hoornwerken, ravelijnen, halve manen, redoutes en vier bemuurde bastions die Brandenburg [9], Maria [22], Oranje [28] en Tettau [32] werden genoemd.

       

Deze twee stenen werden gezien en getekend door Jan Brabant. Aangenomen mag worden, dat de twee andere bastions 
die tegelijkertijd tot stand kwamen, voorzien werden van een gelijksoortige naamsteen.

In 1673 werd Maastricht door het leger van Lodewijk XIV ingesloten en volgde na een korte hevige belegering van zo'n twee weken de capitulatie. Het aanvalsplan was opgezet door Vauban, die na de inname de ontwerpen leverde voor de verbetering van de verdediging. Die bestonden o.a. uit een aantal bemuurde lunetten aan de noordzijde: d'Estrades, Condé, Orleans, Le Dauphin, La Reine en Le Roy [37].

Deze werken werden van namen voorzien: "marquez par des pierres que l'on a taillez et posez dans la brique".

Ook buiten Wyck werden twee lunetten aangelegd: Turenne [45] en Enghien [49].

Van Turenne wist Jan Brabant (door hem twee keer als TURENE geschreven) te vertellen dat de naam in verheven letters 
werd uitgevoerd, samengesteld uit losse blokken, ingemetseld met enige tussenruimte.

Van andere bemuurde vestingwerken uit die tijd (La Royale, Saint Pierre, Zobel) is het onwaarschijnlijk dat er naamstenen geplaatst zijn. Dat moge blijken uit het feit dat er in latere tijd verschillende benamingen aan gegeven werden.

De Fransen verlieten de stad weer in 1678, maar uit angst voor een nieuwe confrontatie werd in 1688 een plan voor verdere uitbouw van de Hoge Fronten goedgekeurd. Dit was opgesteld door ingenieur-fortificatiemeester Daniël Wolf, baron de Dopff.  

           

Het resulteerde in de bouw van bastion Waldeck [1], Holstein [27], Saxen [25] en Engeland [12], mogelijk vernoemd naar toenmalige politieke bondgenootschappen en een voormalige militaire gouverneur.

Voor de naamstenen werd Naamse steen genomen.  

waldeck.jpg (894242 bytes) holstein.jpg (803147 bytes)
waldeck engeland holstein

                       

De tegenwoordige naamsteen HOLSTEIN (volgens de schrijfwijze in 1708) is nieuw en geplaatst in 1979 bij de restauratie 
van het bastion.  Hij is gemaakt naar het voorbeeld van zijn "broertje" Waldeck. 
Van de naamsteen van bastion SAXEN is bekend dat de letters E en X in de gracht hebben gelegen en mogelijk nog ergens half of geheel onder de grond moeten liggen.

Het was een roerige tijd zo rond 1700 en dus werd verder versterkt. In 1699 ontstond de Demuline des Capucins, maar die 
wordt later gewoonlijk bastion Dopff genoemd. Deze Dopff was ondertussen gepromoveerd tot commandant van de vesting 
en liet in 1701 fort St. Pieter aanleggen.

Daar is blijkbaar geen naamsteen geweest, maar dat was ook niet noodzakelijk. Er was tenslotte maar één fort.


Zoutelande
[42] kwam tot stand in 1705 (in 1779 nog aangepast) en het bastion St. Pierre (ook wel La Motterie genoemd) 
werd in 1727 veranderd in kroonwerk Hessen
[63].  

zoutelande hessen

        

De dreiging van een nieuwe oorlog voerde de bouwactiviteiten verder op. Aan Wycker zijde werden nog een paar gaten 
gedicht: Hertell
[43], de Rooy [50] en Randwyck [64].  

hertel de roy

  

Al eerder was geconstateerd, dat de lage fronten van St. Pieter kwetsbaar waren vanaf de overkant van de Maas. De Redoute des Recollects op het eiland St. Pieter voldeed blijkbaar niet en dus werd daar in 1741 begonnen met de bouw van bastion Randwyck. 

randwyck.JPG (44327 bytes)
randwyck

  

Het overleefde ook na het opheffen van de vesting lange tijd iedere sloopactiviteit, maar sneuvelde tenslotte ten gevolge van 
een Maascorrectie in 1975. De steen is herplaatst in de hal van het nieuwe provinciehuis *), in Maastricht steevast gouvernement genoemd, dat ongeveer op die plek tot stand kwam.
*) een replica staat sinds 2010 opgesteld bij WSV Randwyck

In 1748 werd Maastricht voor de tweede keer door een Frans leger veroverd en nog datzelfde jaar  weer verlaten na de vrede 
van Aken. Om weerstand te bieden aan toekomstige Franse agressie kreeg Maastricht de twijfelachtige eer de meest vooruitgeschoven vesting van de Republiek te zijn.

Onder de directeur der fortificatiën P. de la Rive (1749-1771) moest dan ook heel wat tot stand worden gebracht: Aylva [40], Lindman, Burmania [bij 36], Brunswyck [55], Wilhelmina [52], Willem [5], De La Rive [58], Carolina [59], St.Pieter [62], Nassau-Weilburg [61], Raaden van Staate [15], Staten Generaal [18], Vroenhof [13], Friesland [11].  

In 1753 werd bastion Aylva [40] aangelegd op het Anthoniuseiland in de Maas. In 1778 volgde een aanpassing en in 1856 weer. Bouw en veranderingen werden vastgelegd op gedenkstenen, die voor de sloop in 1884 boven elkaar geplaatst waren.  

6212BAxx.JPG (769041 bytes)

                      

De eerste steen van 1753 staat nu *) opgesteld in een plantsoentje aan het begin van de Aylvalaan.
*) In 2011 verplaatst naar de kademuur van de Wilhelminakade, recht tegenover de Griend waar vroeger het Anthoniuseiland lag.                                  

De gehavende steen van 1778 lag verzonken en nauwelijks meer zichtbaar tegen de walmuur in het Aldenhofpark, maar is nu evenals de derde steen verdwenen.

veran.jpg (497937 bytes)

                    

Van de eerste aanleg werd in 1778 op het fundament een steen teruggevonden met het chronogram: 

                                            tertIa  IVLLII  eXorDItVrVs
                                  
           ayLVa  hIC  Me  eXstrVere

d.w.z. Op de derde juli is Aylva begonnen mij hier op te richten (1753).

Beide T's van het eerste woord zijn waarschijnlijk te lezen als I. 
Alleen dan is het benodigde jaartal te verkrijgen. Dit tijdvers moet bij de sloop verloren zijn gegaan.

   

Aan de noordzijde van de vesting werd in 1755 Burmania [bij 36] aangelegd, maar pas voorzien van bekledingsmuren en naamsteen in 1767. Het lunet werd al in 1817 afgebroken, blijkbaar onder het motto: waar het valt daar legt het. 
De naamsteen werd namelijk in 1961 bij graafwerkzaamheden op die plek teruggevonden, zij het in twee stukken gebroken. 
Hij is toen ingemetseld onder de trap van een filtergebouw op het KNP-terrein. Totdat het muurtje verzakte en de steen plat 
op de grond kwam te liggen. Op een gegeven kwaad moment is hij toen cadeau gedaan aan een beeldhouwer, die er wel beeldjes uit wilde houwen.

burmania.jpg (576993 bytes)
burmania

 

Dit voornemen is tenslotte niet uitgevoerd omdat op initiatief van Stichting Maastricht Vestingstad  BURMANIA werd teruggehaald, waarna de steen een plaatsje kreeg in de (helaas donkere) kazemat aan de achterzijde van Holstein, waar de Stichting een ontvangstruimte heeft.


Andere vestingwerken aangelegd onder P. de la Rive (1749-1771)  

wilhelmina.jpg (339681 bytes)
wilhelmina   willem  delarive 
 
carolina  st pieter  de veye 
  
vroenhof.jpg (730055 bytes)
raaden van staate  friesland  vroenhof 
  

   

De opvolger van De la Rive was Du Moulin, die een groots plan ontwierp dat voorzag in de reorganisatie van de totale verdediging. Na zijn promotie tot directeur-generaal van 's lands fortificatiën werd zijn taak overgenomen door F. de Veye, die het ontwerp van Dumoulin volgde.

Diens naam is dan ook als "linie Du Moulin" vast verbonden aan de fronten achter de tegenwoordige Statensingel; in Maastricht beter bekend als "de wèrreke". Dit ca 15 ha grote gebied is uniek. Er staan niet alleen nog veel vestingwerken, maar door het geheel wordt ook in de onderlinge samenhang duidelijk hoe toentertijd de stadsverdediging was georganiseerd.  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vernielzucht en wildgroei van bomen hebben hun tol geeist. Naast de herstelwerkzaamheden, zal dus de toekomstige inrichting en beheer van groot belang zijn om dit waardevolle terrein te behouden.  

 

muurhagedis.jpg (771320 bytes) De Hoge fronten, zo genoemd naar de hoge ligging waardoor het toepassen van natte grachten onmogelijk was.
Wat bewaard gebleven is ten westen van de Statensingel is nu een oase van rust binnen de stad met veel unieke flora. Het broed- en leefgebied van de beschermde muurhagedis en daarom van 15 maart tot 15 november
gedeeltelijk niet toegankelijk voor het publiek

 

Vestingwerken aangelegd onder C. Du Moulin en F. de Veye (1772 - 1777):  

Gelderland [26], Overyssel [10], Stad en Lande [6], Utrecht [16], Holland [23], Zeeland [19], Van Welderen [bij 28], Bentinck [7]
Louise
[14], Du Moulin [20], Stadhouder [21], Prins Frederic [17], Drenthe [3], Erf-Prins [24].  

gelderland.jpg (787272 bytes) overijssel.jpg (793113 bytes) stadenlande.jpg (788628 bytes)
gelderland     overijssel     stad en lande
   
zeeland.jpg (639355 bytes) louise.jpg (787936 bytes)
utrecht  zeeland      louise
   
bentinck.jpg (752087 bytes) dumoulin.jpg (627110 bytes) stadhouder.jpg (799158 bytes)
bentinck     dumoulin     stadhouder   
   
erfprins.jpg (770279 bytes)
prins frederic  drenthe  erf-prins
 

 

De thans nog behouden werken in de Hoge Fronten - voor het merendeel ontstaan in de periode 1773-1777 - zijn met uitzondering van Holland en Saxen nog voorzien van naamstenen. Deze zijn uitgevoerd in Naamse steen en met ijzeren 
ankers in de muur vastgezet.  
(De sorties A t/m E in de werken van Du Moulin hebben ook een naamsteen, al is het maar één letter.)

sortieB.jpg (752929 bytes)

sortie B 

      

De naamsteen van HOLLAND is een verhaal apart. De steen was verdwenen, maar het vermoeden bestond dat hij door verwering of vernielzucht waarschijnlijk uit het lunet gevallen was en verborgen lag tussen andere steenresten aan de voet 
van de muur. In 1992 deed Stichting Vestingstad dan ook een opgravingspoging, die resulteerde in de vondst van twee 
grote stukken, waarvan een met het jaartal 1773, en wat kleinere brokken. Het gedeelte met de naam was en bleef weg.  
De restanten zijn ter plekke ingemetseld, waarbij de plek van de naam, die waarschijnlijk wel ergens op een of andere schoorsteen prijkt, naamloos werd opgevuld.  

holland.jpg (784747 bytes)
het restant van holland 

              


     

Op 11 augustus 1783 had de aanbesteding plaats van een nieuwe poort in de noordelijke omwalling van Wijck aan het eind van de Rechtstraat . Het werk werd voor fl. 4600 gegund aan MJ Soiron en kon na drie maanden worden opgeleverd.

Op de sluitsteen was te lezen: Nieuwe Sint Martens Poort 1783. Deze steen zou zich nu in het depot van het Bonnefantenmuseum moeten bevinden.


Maar al die mooie vestingwerken konden het Franse geweld van 1794 niet keren. 

Na de inname maakten ook de Fransen plannen om met name de zwakste plek van de vesting, de Bossche Fronten, aan te pakken, maar dat werd uitgesteld. En van uitstel kwam afstel.

Na de Franse Tijd subsidieerde Engeland de bouw van 3 vestinglinies in België tegen Frankrijk. De 3e positie vormde weer 
de Maaslinie, thans uitgebreid met Luik, Huy, Namen en Dinant, maar zonder Stevens
weert en Roermond. Dit leidde in Maastricht onder meer tot verbeteringen aan het fort St.-Pieter en tot uitbreiding van de vesting met het fort Koning Willem I.
In de grotendeels verdwenen keelmuur bevond zich een monumentale poort met boven de boog een steen met het opschrift FORT KONING WILLEM I. Deze steen is op dit moment onvindbaar.

In 1817 volgde de aanleg van de nieuwe Bosche Fronten [29-38].

Blijkbaar had men het gebruik van namen afgezworen, want de naamgeving bleef beperkt tot bastion A, ravelijn C, enz.

Daarom kon men in 1839 ook gemakkelijk bastion C omdopen in bastion Dibbets [34], ter nagedachtenis van de in dat jaar overleden en volgens de overlevering weinig betreurde vestingcommandant, die verantwoordelijk werd gehouden voor het behoud van Maastricht als Nederlandse stad tijdens de Belgische opstand, wat hem niet door iedereen in dank is afgenomen.

 

Een zelfde plechtigheid gebeurde nog een keer in 1855. Toen werd in de muur van het Biesenbastion, alias Sint Anthoniebastion, de naamsteen Destombe [39] geplaatst.  

Na de afbraak van dit bastion is de steen op het KNP(nu Sappi)-terrein achtergebleven en tenslotte in de fabriekshal 
herplaatst. En hoe! De steen - te dik voor de muur waarin hij een plaats gevonden heeft - steekt met de achterkant uit, 
wel zo'n tien meter boven de grond. De voorkant is te zien op de eerste verdieping, waar men het blijkbaar nodig heeft 
gevonden er een afscheidingsmuur dwars op te plaatsen, zodat de steen slechts in twee etappes te lezen is. 


In 1867 werd de vesting Maastricht opgeheven. Eindelijk was men verlost van het eeuwenlange keurslijf. De grootste struikelblokken, de poorten, werden met voortvarendheid opgeruimd.

De vestingwerken waren echter voor het grootste deel eigendom van het Rijk. Pas in 1883 kon Maastricht zich voor 
fl. 200.000 eigenaresse noemen van de (meeste) wallen en vestingterreinen.

In de Maasgouw van 13-9-1884 wordt de sloop beschreven van de vestingwerken buiten de St. Pieterspoort en te Wijck. 
Deze wordt echter enigszins onderkoeld afgedaan met: "Overigens men weet dat afbreken en opbouwen het gewone 
tijdverdrijf is der generatiën die zich opvolgen."

En klinkt er ook niet iets van instemming in door, als men leest:"Het terrein dat vroeger bochelachtig en hobbelig was, 
verborg voor een wandelaar die niet eene hoogte beklom, het gezicht der stad. Nu ziet men het oude Maastricht van zijn 
aarden omkleedsel ontdaan, vrij en zonnig binnen zijn arduinsteenen omwalling liggen..."

Slechts een woord van spijt voor de doorbraak van deze muur ter hoogte van de oude St. Pieterspoort.

Maar voor de rest beklom men niet de barricaden en voor menigeen ging het in naam van de vooruitgang nog niet snel 
genoeg. Lees de kranten van toen er maar op na.

Slopen kost natuurlijk geld en dat raakte op een gegeven moment gelukkig ook op. Alleen daardoor zijn nu nog 
verschillende resten te bewonderen. 
Was het toen sloop, nu is restauratie en doelmatig beheer de boodschap.

In dit verband is de toekenning (al weer een tijdje geleden) van de Victor de Stuersprijs door de stad Maastricht aan 
Stichting Maastricht Vestingstad dubbel gelukkig te noemen. Hun werk en inzet werd terecht beloond, maar tevens 
maakt deze erkenning het eigenlijk onmogelijk dat hun inbreng in het toekomstig beleid voor het behoud van de 
vestingwerken genegeerd kan worden. Denk maar eens aan het toekomstige project Belvedère in de Bossche Fronten!

VMG, 2007